Kroon Hem, Maria’s Zoon,
de vleesgeworden God,
gehuldigd met een doornenkroon,
tot bloedens toe bespot.
Geboren uit de maagd,
die ’t leven kreeg van Hem,
de God, die ons in liefde draagt,
het kind van Bethlehem.
Kroon Hem, die liefde is.
Zijn wonden laten zien
de schoonheid van ’t geheimenis:
Hij is het die ons dient.
Geen engel kan doorstaan
het licht dat Hem omhult,
dat vlammend uit de hemel daalt
en ‘t Godsgeheim onthult.
Kroon Hem, de vredevorst,
wiens macht de scepter zwaait
van pool tot pool, de oorlog stopt,
de vrede wordt gezaaid.
Waar Hij zijn voetstap zet,
daar bloeit het leven op,
daar geuren bloemen ongerept,
een reukoffer voor God.
Kroon Hem, die soeverein
de tijd houdt in zijn hand.
De schepper schiep zijn rijksdomein:
de hemel, zee, het land,
waar alles Hem vereert,
de lof is ingezet
voor Hem die eindeloos regeert,
die leeft, bemint en redt.
Kroon Hem, de hemelheer,
de hoogverheven Zoon,
één met de Vader en de Geest,
geprezen rond de troon.
Aan U de dank en eer,
want U stierf ook voor mij;
uw dood bracht mij het leven weer.
Godlof in eeuwigheid!
tekst: Matthew Bridges (1800-1894)
vertaling: Jan Smelik
melodie: DIADEMATA – George Job Elvey (1816-1893)