De Kleine Kerk te Steenwijk

Op de plek waar nu de Kleine Kerk staat, stond vóór 1477 al een kerkgebouw, dat waarschijnlijk gebouwd werd in de eerste helft van de vijftiende eeuw. De bouw ervan kan niet los gezien worden van de opkomende Maria-verering in Europa in de late Middeleeuwen. Er kwamen diverse Maria-kerken, ook in Steenwijk. De stad kende al twee kerken: de Grote of St.-Clemenskerk uit de twaalfde eeuw en de Gasthuiskapel uit het begin van de vijftiende eeuw.
In 1460 laat het stadsbestuur van Steenwijk in de nieuwe Maria-kerk, die ook wel ‘kapel’ genoemd werd, een aan Maria gewijd hoofdaltaar plaatsen. De kerk ging in 1477 verloren door een brand maar in hetzelfde jaar werd de kerk herbouwd. De herbouw wordt gememoreerd in een gedenksteen in de westgevel van de kerk, rechts boven de hoofdingang:

Vertaling van de Latijnse tekst: Wie zevenenzeventig bij M met vier maal C telt, weet wanneer deze kerk is verbrand en weer hersteld. Maria Capella.

De herbouwde kapel werd korte tijd aangeduid als ‘Onze-Lieve-Vrouwekerk’, maar vanaf 1490 was de naam ‘kapel’ weer in zwang. Vermoedelijk al in de zeventiende eeuw werd het gebouw aan de noord-, oost- en zuidzijde ingebouwd en kon men de hoofdingang aan de westzijde slechts via een smalle toegang bereiken. Bij de restauratie van de kerk in de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn de huizen die grensden aan de zuidgevel afgebroken, en is daar een pleintje voor in de plaats gekomen.

De kerk, een bakstenen gebouw in een laatgotische bouwstijl, heeft een hoge middenbeuk, die bestaat uit een schip en een koor. Aan weerszijde van het schip is een lagere zijbeuk gebouwd en omdat het middenschip maar nauwelijks uitsteekt boven de kappen van de zijbeuken, spreekt men van een ‘pseudo-basiliek’.
Karakteristiek voor het gebouw is het geveltorentje aan de westzijde, waar oorspronkelijk drie klokken in gehangen hebben (vergelijk de drie galmgaten). De oudste klok dateert uit 1501 en werd gegoten door Geert van Wou, klokkengieter te Kampen. De tweede klok werd in 1638 gegoten door Franciscus Simoni. Deze klok werd evenals de andere klokken tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofd en keerde na de oorlog zwaar beschadigd terug en staat nu in het kerkgebouw opgesteld. De derde klok werd in 1695 gegoten door een klokkengieter waarvan de naam niet meer te achterhalen is. De oudste en jongste klok hangen vandaag de dag nog in het geveltorentje.

De klokken van de Kleine Kerk

De klok uit 1501 werd overeenkomstig middeleeuws gebruik, genoemd naar een heilige, c.q. Sint-Antonius van Egypte. De klok uit 1695 draagt de spreuk: ‘Ge[e]ft God de heer allen de eer’. Geen naam van een heilige dus. Dat kon ook niet meer want de gereformeerde reformatie had in de jaren zeventig van de zestiende eeuw bezit genomen van Steenwijk en in 1579 was de Onze-Lieve-Vrouwekerk in gereformeerde handen gekomen.
De gereformeerden konden er echter slechts korte tijd van genieten, want ondanks heftig verzet van Johan van der Kornput en zijn leger, wisten de Spanjaarden in 1581 de stad te veroveren. Na tien jaar Spaanse overheersing werd de stad in 1592 door dezelfde Van der Kornput met behulp van prins Maurits heroverd. Tijdens deze rumoerige periode raakte de Grote Kerk ernstig beschadigd en ging de Gasthuiskerk helemaal verloren. In vergelijking met de andere kerken had de Kleine Kerk slechts lichte schade opgelopen. Tot op de dag van vandaag zijn in de muur boven de zuidelijke scheibogen van het schip kogelinslagen te zien. De Onze-Lieve-Vrouwe-kerk ging al vroeg in de zeventiende eeuw de naam ‘Cleyne Kercke’ dragen.
De eerste predikant van de Kleine Kerk was Wilhelmus Lanius. Meer bekendheid heeft zijn opvolger die in 1593 vanuit Kampen overkwam: Johannes Bogerman. Hij is de vader van Johannes Bogerman (1576-1637), de preses van de bekende Dordtse Synode van 1618/1619. Hij was zestien jaar toen zijn vader naar Steenwijk trok en we kunnen dus gevoeglijk aannemen dat Johannes Bogerman als knaap diensten in de Kleine Kerk bezocht heeft. Hij zal de kerk gekend hebben waarbij schip en koor nog niet gescheiden waren door een afscheiding.
In de jaren vijftig van de zeventiende eeuw werd het interieur namelijk grondig vernieuwd om de kerk ‘beter en gemackelijcker’ te kunnen gebruiken, waarbij ook de diensten wat ‘ordentelycker’ verlopen zouden. Daartoe werd op de scheiding van het koor en het schip een koorhek, banken en een doopvont geplaatst.
Uit deze periode (1654) dateert ook de kansel die tot op de dag van vandaag aanwezig is en die gemaakt werd door Geert Jansen ten Polle. Deze preekstoel stond aanvankelijk midden in de scheiding koor-schip. Later werd pal achter het koorhek en de kansel een grote wand opgetrokken, waardoor het koor volledig van het schip afgescheiden was (zie foto rechtsonder). Lange tijd is het koor als opslagruimte gebruikt. En dan te bedenken dat in het koor nog oude grafstenen liggen uit de zestiende eeuw…

Tot op de dag van vandaag zijn zowel buiten als binnen in het gebouw sporen te vinden van zijn rooms-katholieke verleden en gebruik. Drie voorbeelden: boven de ingang aan de zuidzijde is nog een nis bewaard gebleven, waar oorspronkelijk een heiligenbeeld (Maria?) in gestaan zal hebben (zie linkerfoto hieronder). Binnenin het gebouw is in het koor nog de piscina-nis (een reinigingsbekken voor rituele doeleinden) aanwezig (zie middelste foto hieronder). Aan de pilaren bij de west- en zuid-ingang is nog – hoewel het behoorlijk is weggewerkt –  te zien waar vroeger het wijwaterbasins gehangen hebben (zie rechterfoto hieronder).

Dergelijke rooms-katholieke attributen aan en in het gebouw zijn door de gereformeerden gesloopt; de tand des tijds deed in de eeuwen daarna zijn best om het hele gebouw te slopen. Tijdens de achttiende eeuw moest de kerk regelmatig gesloten worden wegens herstelwerkzaamheden omdat het kerkgebouw steeds verder in verval raakte. En het zou wat dat betreft tobben blijven tot na de Tweede Wereldoorlog, toen in de periode 1951-1959 een omvangrijke restauratie plaatsvond, onder toezicht van de Rijksdienst voor Monumententoezicht.
De scheiding tussen koor en schip werd bij deze restauratie verwijderd. Een reden was onder ander dat men de koorruimte wilde gaan gebruiken voor de avondmaalsvieringen. Bij het verwijderen van de scheiding werd de preekstoel geplaatst op de plek waar hij nog steeds staat.

De Nederlandse Hervormde Kerk besloot begin jaren negentig van de vorige eeuw het kerkgebouw af te stoten. In 1993 verkochten zij de Kleine Kerk aan de vrijgemaakt-gereformeerden, die er op 30 mei 1993 hun eerste dienst hielden.
Met name de afgelopen twee decennia is deze kerkelijke gemeente fors gegroeid. De kerk, thans Nederlandse Gereformeerde Kerk Kleine Kerk genoemd, telt nu zo’n 500 leden. Dit aantal vergt dat tijdens de morgendienst op ‘s zondags ook het koorgedeelte deels gebruikt wordt voor zitplaatsen.

Er is een Stichting Kunst & Cultuur Kleine Kerk die activiteiten organiseert zodat een breed publiek van het rijksmonument kan genieten. Een aantal keren per jaar organiseert de stichting een expositie met beeldende kunst. Tijdens de zomerexpositie in juli en augustus worden bovendien op woensdagmiddag van 13.00 uur tot ca. 14.00 uur concerten gegeven op het Van Oeckelen-orgel. De stichting heeft een eigen website, waar u meer informatie aanttreft.
De kerk is een prachtige ruimte met een goede akoestiek, waar je als het ware door uitgenodigd wordt om vocaal en instrumentaal te musiceren. Regelmatig worden dan ook concerten gegeven in de Kleine Kerk.

Meer informatie over het Van Oeckelen-orgel.